Sociaal Domein
De voortzettende kostenontwikkeling op het sociaal domein komt overeen met het landelijke beeld. Met name door de bij de decentralisatie doorgevoerde efficiencykorting, de groeiende vraag naar Jeugdhulp, de extra-muralisering in de GGZ en de invoering van het abonnementstarief WMO lopen de tekorten bij veel gemeenten verder op. De extra budgetten voor de jeugd in 2019 tot en met 2021 bieden tijdelijk verlichting maar vormen nog geen structurele oplossing. Er wordt de komende periode onderzocht of gemeenten structureel extra middelen nodig hebben. Na de afronding van dit onderzoek in het najaar van 2020 wordt bepaald wat passende structurele budgetten zijn voor gemeenten. Omdat het van belang wordt geacht dat de provinciale toezichthouders het betreffende onderzoek en de uitkomsten daarvan meewegen in de beoordeling van de gemeentelijke meerjarenramingen, is het Rijk in overleg met de provinciale toezichthouders tot een richtlijn gekomen ten aanzien van de meerjarenraming jeugd in de gemeentelijke begroting. Deze richtlijn is opgenomen in de ledenbrief van de VNG van 9 juli 2019: De belangrijkste punten uit deze richtlijn zijn:
- de extra middelen jeugdzorg voor de jaren 2019 tot en met 2021 die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering zijn structurele middelen
- voor de jaren 2022 en 2023 kan de gemeente een 'stelpost onderzoek jeugdzorg' ramen: per gemeente (maximaal) naar rato van de € 300 miljoen die beschikbaar is voor 2021
- deze stelpost 'uitkomst onderzoek jeugdzorg' kan als structureel worden opgenomen
- voorwaarde is dat daarnaast de gemeente tevens zelf maatregelen neemt in het kader van de transformatie rondom jeugdzorg en GGZ mede gericht op beheersing van de kosten
Structurele effecten
De structurele effecten vanaf 2022 die wij in de kadernota vooralsnog p.m. hebben geraamd, nemen wij op basis van deze richtlijn nu op voor een bedrag van € 400.000.
Verder zijn er de effecten van de mei circulaire 2019. Het gemeentefonds groeit of krimpt mee met de uitgaven van het Rijk. De rijksuitgaven blijven achter bij eerdere prognoses. In 2018 gaf het Rijk fors minder uit. Ook voor de jaren 2019 tot en met 2023 is de ontwikkeling van het gemeentefonds, het accres, aangepast.
Daar komt bij dat er in 2018 minder geld is overgebleven in het btw-compensatiefonds dan in september 2018 was voorspeld. Gemeenten declareren hun btw op overheidstaken bij het btw-compensatiefonds (BCF). Om te voorkomen dat er een open einde regeling ontstaat, heeft de rijksoverheid een plafond aangebracht. Wanneer gemeenten samen minder declareren, wordt het verschil aan het gemeentefonds toegevoegd. In 2018 hebben gemeenten juist meer gedeclareerd. De ruimte onder het plafond neemt daardoor af. Voor de komende jaren houden wij rekening met € 39.000.
Door de forse schommelingen in het gemeentefonds kunnen gemeenten lastig ramen. De VNG dringt daarom namens de leden aan op structurele oplossingen. Ook wordt in het najaar van 2019 met een grote delegatie van het kabinet gesproken over de financiële verhoudingen tussen gemeenten en het Rijk. De VNG koerst op een positie en draagkracht van gemeenten die overeenkomt met hun toegenomen verantwoordelijkheden.
Ondanks deze financiële mutaties is ons uitgangspunt dat wij de zorg blijven bieden aan de inwoners die zij nodig hebben en zoveel mogelijk uitvoering geven aan de door de raad vastgestelde lokale ambities en de opgaven die voortkomen uit het Inter Bestuurlijk Programma (IBP).